Als je bij de oefeningen in de vorige lessen van de ene c naar de andere speelde, schoof je steeds je hand een stukje op: van de C-positie naar de D-positie, enzovoort. Dat kan ook makkelijker!
Speel in de C-positie eerst 1, 2, 3.
Beweeg dan je duim onder je hand door, en zet hem op de vierde toets.
Speel vanaf die nieuwe toets 1, 2, 3, 4, 5.
Toonladder
Gefeliciteerd: je hebt voor het eerst van je leven een toonladder gespeeld!
Je kunt die ladder ook weer naar beneden spelen, natuurlijk.
Dan ga je onderweg met je vinger 3 óver je duim heen.
Je pink staat nog op de hogere c. Speel 5, 4, 3, 2, 1.
Beweeg vinger 3 over je duim heen.
Speel 3, 2, 1.
Je duim staat weer op de c waar je begon.
Met je linkerhand werkt het hetzelfde.
Begin met je duim op de c en speel 1, 2, 3.
Ga met je duim onder je hand door.
Speel 1, 2, 3, 4, 5. Je pink staat nu op de lagere c.
Naar boven
Speel je deze toonladder weer naar boven, dan ga je met vinger 3 óver je duim heen.
Tegelijk
Oefen deze toonladders elke dag een paar keer.
Naar boven en naar beneden, met links en met rechts.
Als het lekker gaat, probeer het dan met links en rechts tegelijk.
Zet allebei je duimen op de centrale c.
Je rechterhand speelt omhoog, je linkerhand omlaag.
Ben je met je pinken op de c’s? Ga dan weer terug!
Zo speel je de toonladders in een tegenbeweging, zodat de vingerzetting in beide handen gelijk is.
Bij deze oefening merk je goed hoe belangrijk de appelpakstand van je handen is. Alleen in die stand kun je makkelijk met je duim onder je hand door!
Probeer alle tonen even lang en even sterk te laten klinken.