Begrippen

Begrippen


3-tels maat of driekwarts maat
Een maat bestaat bij de gratie van accenten. Voel je om de 3 tellen een accent (zoals bij een walsje) dan spreek je van een 3-tels maat. Als de kwarttoon () de teleenheid is wordt dat dus een drie-kwartsmaat.


4-tels maat of vierkwarts maat
Een maat bestaat bij de gratie van accenten. Voel je om de 4 tellen een accent (zoals bij veel muziek) dan spreek je van een 4-tels maat. Als de kwarttoon () de teleenheid is wordt dat dus een vier-kwartsmaat.


Aanslagmanieren
Je kan een melodie op verschillende manieren spelen. De meest voorkomende is gebonden aan elkaar oftewel: legato. Dit geven we aan met een boog. Kort aangeslagen noemen we: Staccato. We noteren dat met een puntje op of onder de noot. Niet gebonden, maar ook niet te kort aanslaan heet portato. Dan noteren we een streepje boven of onder de noot.

Akkoorden
Een akkoord is, om het mooi te zeggen, de samenklank van drie of meer tonen die zodanig samenklinken dat zij voor het muzikale oor samensmelten tot een klank. In deze cursus beperken we ons tot akkoorden met 3 tonen: de drieklank. De opbouw van een akkoord bestaat uit gestapelde tertsen.
Om ze makkelijk te vinden zet je je LH in een voor jou bekende positie. Speel vinger: 5-3-1 tegelijk aangeslagen. Je speelt nu een akkoord.
Akkoorden gebruik je om melodieën te begeleiden, te ondersteunen en mooier te laten klinken.

Het akkoord van C is: c-e-g
Het akkoord van G is: g-b-d
Het akkoord van D is: d-fis-a

Begeleiding
Dit zijn noten die je speelt om de melodielijn te ondersteunen. Vaak doe je dit met de LH omdat de RH de hogere tonen heeft en daar luister je vaak primair naar.

Bluesladder
Dit is een toonladder die in vergelijk met de majeurtoonladder een aantal verlagingen heeft. Meestal zijn dit de 3e en de 7e toon. De bluesladder van D heeft dan dus alleen maar witte toetsen!

Bourdon
Een Bourdon is van oorsprong een set snaren gestemd in kwint (C-G afstand). Dit kan je ook simuleren op de piano. Je speelt dan in het lage register de C en G.

Bourdon spelen
Wanneer je een bourdon speelt is afhankelijk van je muzikaliteit en je techniek. In ieder geval bij de start van een muziekstuk. Vind je het nog te moeilijk om met beide handen tegelijk te spelen, speel dan de begeleiding op een moment dat voor je LH prettig is. Als hierdoor het ritme veranderd is dat niet erg. Zorg dat de begeleing begeleidt! Deze is ondergeschikt aan de melodie, moet dus zachter gespeeld worden en minder druk zijn.


Centrale C
Deze toets kan je vinden ongeveer in het midden. Dat is bij een piano of vleugel de C die bij dichtst het sleutelgat of de merknaam ligt. Bij een keyboard is het wat lastiger te vinden omdat de klavieromvang verschillend kan zijn. Het is meeestal de eerste C die niet reageert op de automaten.


C-positie
Duim van de rechterhand op de (centrale C).
Pink van de linkerhand op de eerste C daaronder. Je mag de RH ook een oktaaf hoger spelen, de LH ook een oktaaf lager spelen. Doe wat je mooi vindt klinken.

De C-positie is dus een andere stand van de handen als je deze vergelijkt met de technische oefening. Deze positie heet nl. de Centrale-C positie.
Voorlopig blijven we met de RH melodieeren en met de LH begeleiden. In een later stadium doen we dat andersom.


Crescendo
Dit is de Italiaanse term voor: geleidelijk aan sterker worden. Als we deze term bij het notenschrift willen opschrijven gebruiken we vaak de afkorting: cresc.

D positie
In deze positie staat de duim van de RH op de d. De pink van de LH staat ook op een d, maar dan één octaaf lager.


Diminuendo
Dit is de Italiaanse term voor: geleidelijk aan zachter worden. Als we deze term bij het notenschrift willen opschrijven gebruiken we vaak de afkorting: dim.

Drie-momenten principe
Dit heeft betrekking op de juiste speelbeweging van de vingers: Optrekken, indrukken en loslaten. Het optrekken van de vingers hoeft in een later stadium niet meer. Je gaat dan met de vingers “drukken”. Door in een beginstadium de vinger eerst op te trekken word je bewust van de juiste vingerbeweging en gebruik je de juiste spieren. Verkeerd aanleren maakt je spel houterig en hard.


Dynamiek tekens
Dit zijn alle tekens die iets te maken hebben met hoe sterk of zacht je iets speelt.
heel zacht= pp
zacht=p
matig zacht=mp
matig sterk=mf
sterk=f
heel sterk=ff

Sterker worden= crescendo
Zachter worden=diminuendo


G positie
In deze positie staat de duim van de RH op de g. De pink van de LH staat ook op een g, maar dan één octaaf lager.


Grondtoon
De grondtoon is de eerste toon van de toonladder. Je kan het ook de Do-toon noemen. De do kan elke toon zijn, want dit is afhankelijk van de toonsoort.


Harpakkoord
Dit zijn akkoorden die klinken als een harp. Je start met spelen op een lage toon (de grondtoon van het akkoord) en speelt vervolgens, gebroken, het hele akkoord met de LH. De RH volgt één octaaf hoger met hetzelfde akkoord. De LH gaat dan óver de RH heen en speelt weer hetzelfde gebroken akkoord, maar dus wéér een octaaf hoger. De RH gaat ónder de LH door en speelt weer hetzelfde gebroken akkoord en weer een octaaf hoger. De LH gaat voor de laatste keer over de RH heen en speelt met de 2e vinger alleen een hoge grondtoon. Het filmpje bij les 17 laat zien hoe het heen en terug moet. Makkelijker dan je denkt en het klinkt ook nog eens erg leuk. Door het “vliegen” en “duiken” van de handen is dit ook voor de motoriek een leuke oefening.


Interval
Het interval is een muzikale afstand tussen 2 tonen. De  bekendste is het octaaf.


Legato
Dit is een gebonden speelmanier. Je plakt de toetsen aan elkaar. Om precies te zijn: op het moment dat je de volgende toets indrukt laat je de vorige los. Niet los van elkaar en ook niet overlappen dus. Soms gaat dit automatisch goed, soms moet je er even bij opletten. Bij een overgang van 4e naar 5e vinger kan dit lastig zijn!


LH
Linkerhand


Maatsoorten
Bijna elk muziekstuk heeft een maatsoort. Dit is meestal een 2, 3, of 4 telsmaat. Als de kwarttoon één tel duurt en we willen 4 van deze noten in één maat, dan spreken we van een 4-kwartsmaat. We noteren dan aan het begin van de kantlijn: 4/4. In deze cursus gaan we er steeds van uit dat de kwarttoon één tel duurt. Het kan nl. ook anders.
Waarom bestaan er eigenlijk maatsoorten? Dat komt door de accenten. Krijg je steeds ná 3 tellen een accent dan heb je een 3/4 maat. Heb je steeds ná vier tellen een accent dan heet die maat: 4/4 (vierkwarts maat).

Majeurtoonladder
De toonladder geeft het materiaal waarmee we een muziekstuk kunnen spelen. Als een stuk in C majeur staat betekent dat dat je tonen gebruikt uit de toonladder van C-majeur.

Majeurtoonladder – afstanden
heel, heel, half, heel, heel, heel, half. Vergelijk dit eens met de witte toetsen gespeeld van de centrale c tot aan de volgende c daarboven. De afstand e-f en b-c zijn dus halve afstanden, en daarom zit daar géén zwarte toets onder.


Melodie
Dit is de muzikale lijn die het “verhaal” vertelt. Melodie komt uit het grieks en betekent: zang. Een melodie is een soort muzikale gedachte,  die het sterkst aanwezig is in een muziekstuk en wat je zou meezingen (als je dat zou doen…..).


Octaveren
Je speelt het aangegeven stuk één octaaf hoger of lager. Een octaaf is een veel voorkomende afstand (interval) van 8 noten. Bv. Van de centrale c naar de eerste c rechts daarvan. In een muziekstuk kan je dit ook aangegeven met 8va……….. . Dit is soms makkelijker lezen omdat je anders teveel hulplijnen moet lezen.


Overgebonden noot
Dit is een boog die 2 dezelfde noten aan elkaar bindt. Je hoeft de 2e toon dus niet aan te slaan. Dit gebeurt meestal als een noot langer dan de maat duurt.


Pianoboeken
Er zijn veel pianoboeken in de handel. Ik geef je enkele tips:
Belangrijk is dat het er vriendelijk uitziet (kleur) én in het Nederlands.

Neem bijvoorbeeld:
-John Thompson: geschikt voor de leeftijd vanaf 6 jaar
-Alfred’s piano serie: geschikt voor de leeftijd vanaf 7 jaar.
-Hal Leonard: geschikt voor de leeftijd vanaf 8 jaar
-Folk Dean: Mijn eerste pianoboek. Beetje ouderwets, zwart-wit, maar er zitten zeer goede noten-lees oefeningen in. Vooral gebruiken als je moeite hebt met noten lezen.

Neem uiteraard van elke serie het 1e deeltje
Alle boeken kosten rond de 10 euro.
Je kan ze bestellen bij: Broekmans & Poppel in Utrecht

Piano en forte
Dat is grappig! De piano heet dus eigenlijk “zacht”. Dat klopt. De originele naam van de piano is eigenlijk pianoforte. Dat betekent dus letterlijk zacht en sterk. Hiermee werd aangegeven dat je hard en zacht op een piano kunt spelen. Dit was bijzonder, want bij het klavecimbel, één van de voorlopers van de piano, was dit onmogelijk. Omdat de naam verder ingekort werd tot piano heeft de term pianoforte inmiddels de betekenis gekregen van “authentiek” instrument van de barok- en klassieke periode. De piano bestaat nu ongeveer 300 jaar.


Punt
Een punt achter een noot betekent dat de lengte van die noot met de helft langer wordt. Een noot van 4 tellenmet punt wordt dus 6 tellen. Een noot met punt van 2 tellen wordt dan 3 tellen. Gek voorbeeld: een noot met punt van 100 tellen duurt dan 150 tellen, en dat komt gelukkig nooit voor!


RH
Rechterhand


Ritme
Hoe lang duurt een noot?
Je kan aan de vorm van de noot zien hoe lang die duurt in vergelijk met de ander:
  = 2x zolang als:  

  =2x zolang als:  

In deze cursus kiezen we steeds de  (kwartnoot) als één tel. De halve noot     is dan 2 tellen en de hele noot   dan 4 tellen.


Staccato
Dit is een aanslagmanier. De tonen moeten klinken als regendruppeltjes. Het hoeft niet snel! Je laat de vinger dus snel los.

Technische tip 1
Zorg dat je vingers op de toetsen blijven liggen en vervolgens één voor één de juiste toetsen aangeslagen worden. Als de ene vinger speelt laat je de andere los. Tonen mogen elkaar niet overlappen. Vergelijk het met zingen: je kan maar één toon tegelijk zingen. Dit geldt uiteraard alleen voor de melodie. Begeleidingstonen mogen wel blijven liggen.

Technische tip 2
Eerst omhoog? Uiteindelijk ga je met de vinger de toets naar beneden dúwen. Maar om de juiste motoriek (lees; spier) daarbij te vinden ga je eerst overdreven optrekken. Na een aantal weken kan je het optrekken weglaten. Je hebt de juiste spier gevonden. Je speeltechniek wordt hierdoor veel verfijnder, je gaat mooi spelen en je kan ook zacht spelen. (hard spelen is niet moeilijk!)


Terts
Een terts (van Latijn: tertius, de derde) is in de muziektheorie het interval in een  toonladder tussen een eerste toon en de daarboven liggende derde. Er zit maar één toets tussen, bv.: c-e of d-f.


Toevallige voortekens
Dit zijn kruisen, mollen of herstellingstekens die los voorkomen in een muziekstuk. Het betekent dat de te spelen toon niet in de toonsoort voorkomt, zoals aangegeven aan de kantlijn.


Toonladders
Waarom zijn toonladders zo belangrijk? Ze hebben een 2-ledig doel: Technisch en theoretisch. Je kan in een toonladder allerlei technische handelingen toepassen zoals “duim onderdoor” techniek, aanslagvormen, onafdhankelijkheids oefeningen tussen LH en RH. Verder geeft een toonladder het materiaal (de toonsoort) waar een muziekstuk in staat. Staat een muziekstuk in C, dan gebruikt dat lied tonen uit de toonladder van C. (Andere tonen zijn ook mogelijk, dan heten ze toevallige voortekens, omdat ze dan een kruis, mol of herstellingsteken krijgen).


Toonladder van D
De toonladder van D majeur heeft 2 zwarte toetsen: de fis en de cis. Als je de afstanden volgt van de majeur-toonladder volgt (heel-heel-half-heel-heel-heel-half) dan zie en hoor je dat het goed klinkt.


Toonladder van G
De toonladder van G majeur heeft één zwarte toets: de fis. Als je de afstanden van de majeur-toonladder volgt (heel-heel-half-heel-heel-heel-half) dan zie en hoor je dat het goed klinkt.


Toonsoort
De toonsoort beschrijft het toonmateriaal van waaruit een bepaald muziekstuk is opgebouwd. Het toonmateriaal wordt aangereikt door de toonladder. Toonsoort van C betekent dat in dit muziekstuk, in beginsel, tonen uit de toonladder van C majeur worden gebruikt.


Trap
Met trap wordt in de muziektheorie de toon van een toonladder aangeduid, en dan m.n. het akkoord op die toon. De tonen van dit akkoord moeten altijd tonen uit de toonsoort zijn waarin je speelt. In de toonsoort C altijd witte toetsen dus. Een trap wordt gemakshalve aangegeven met een Romeins cijfer, en wel zó dat de grondtoon de trap I is, de tweede toon van de toonladder (secunde)  de trap II, enz.


Verhogen van een noot
Als je de eerste zwarte toets rechts naast de witte speelt dan wordt het achtervoegsel –is. F wordt dus fis. De fis is een halve toon hoger dan de f.


Verlagen van een noot
Als je de eerste zwarte toets links naast de witte speelt dan wordt het achtervoegsel –es. B wordt dus Bes. De bes is een halve toon lager dan de b.


Vinger 4
Dit is de moeilijkste vinger. Hij heeft geen eigen spier en “leent” zijn spier van de middelste vinger. Deze vinger komt ook niet goed omhoog, de andere vingers komen veel hoger. Overbelast deze vinger niet!


Zinsbogen
Oftewel fraseringsbogen. Net zoals je bij zingen moet ademen, adem je ook bij het piano spelen. Je voegt een kommaatje in in de muziek, een piepklein rustje, zó klein dat we die rust niet noteren, maar wel kunnen zien omdat de boog stopt. Goed fraseren betekent dat de muziek heel natuurlijk gaat klinken.


Zwaartepunt
Zwaartepunten in de muziek zijn momenten waar een accent valt. In de muziek is dat meestal de 1e tel van de maat. Als je om de 4 tellen een zwaartepunt hebt is dat dus een 4-tels maat.